Vogels zoeken tuinen op voor veiligheid, voedsel en een plek om te broeden. En dat kan je ze geven. Zelfs de kleinste tuin kun je aantrekkelijk maken.
Zorg voor voldoende voedsel en schuilplekken. Bijvoorbeeld door eetbare planten zoals de meidoorn te planten. laat daarnaast resten takken en bladeren liggen en maak een houtwal. Oude bladeren en takken komen goed van pas om nesten mee te bouwen. Ook stukjes wol, katten- en hondenhaar worden wel eens verwerkt in vogelnesten.
Hang stevige en grote nestkasten op. Let er op dat nestkasten van goede kwaliteit zijn zodat de jongen er niet uit geroofd kunnen worden en hang ze niet in de volle zon.
Steeds vaker kom je de scholekster tegen in de stad. Ze komen daar om te broeden op platte daken. Dat is bijzonder omdat je ze in de wad-en weidegebieden van Nederland juist steeds minder vaak ziet. Door grind op je platte dak te leggen creëer je een fijne plek voor de scholekster. Het ideale dak voor een nestlocatie bestaat uit een plat dak tussen de 2 en 10 meter hoog, met grind als dak materiaal, de aanwezigheid van een dakrand, water & genoeg beschutting en schaduw.
Door de droogte zitten er minder emelten (larven) in gazons. Spreeuwen moeten steeds verder vliegen voor voedsel en verdwijnen zo uit de stad. Je kunt de spreeuw een handje helpen door broedkasten of spreeuwenpotten te plaatsen.
De grote gele kwikstaart komt steeds meer voor, door de zachte winters. Deze vogels komen af op water in de tuin (bijvoorbeeld een vijver). Ook voor andere vogels is het fijn om water in de tuin te hebben zodat ze kunnen drinken en badderen.